Schriftelijke verklaring van CPTI 2001

aan de Commissie voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties

57ste Zitting, 2001

This document can be found on the UN 57th Session of the Commission on Human Rights web site http://www.unhchr.ch/html/menu2/2/57chr/documents.htm under Reports, Written statements and Correspondences 2001, Commission on Human Rights, NGO written Statements, E/CN.4/2001/NGO/101

Het mensenrecht niet mee te betalen aan oorlog en de mensenplicht te betalen voor vrede

  1. Mensen die doden zullen vervolgd worden, zo staat in de wet van vrijwel elk land. En degene die anderen betaalt om te doden zullen ook wettelijk vervolgd worden. Op die manier is het fundamentele recht op leven van iedere mens beschermd door de wet.
  2. De Verenigde Naties erkent het recht van elke mens op om grond van gewetensbezwaren de militaire dienst te weigeren, als een legitieme uitoefening van het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst.
  3. Hoewel veel staten dit recht op weigering van militaire dienst op grond van gewetensbezwaren erkennen, trainen en onderhouden zij een krijgsmacht met behulp van de door hun burgers opgebrachte belastingen. Op die manier kan een gewetensbezwaarde dienstweigeraar weliswaar vrij zijn van de verplichting om te oefenen in en deel te nemen aan het doden van mensen, maar de gewetensbezwaarde blijft verplicht om mee te betalen aan de deelname van anderen in het doden van mensen.
  4. Conscience and Peace Tax International (CPTI) is een internationale vereniging van mensen die geen enkele poging om oorlog voor te bereiden of te oefenen in het doden, kunnen steunen. Onze gewetens staan ons dat niet toe. Zelfs als het ons toegestaan wordt om vrij te zijn van de verplichting om in persoon aan het militair apparaat deel te nemen, dan nog worden wij gedwongen deel te nemen aan de krijgsmacht met onze belastingbijdragen. Wij ontkennen niet het recht van een staat om van haar burgers belastingen te heffen. Maar wij beweren dat, door het uitgeven van onze belastinggelden aan oorlog en oorlogsvoorbereiding, staten ons medeplichtig maken aan het doden van mensen.
  5. CPTI is van mening dat een dergelijke individuele verantwoordelijkheid expliciet genoemd wordt in artikel 6 van het Charter van Neurenberg. Hierin staat dat leiders, organisatoren, aanzetters en medeplichtigen die deelnemen aan het opstellen of uitvoeren van een gemeenschappelijk plan of samenzwering om enige van de voornoemde misdaden te plegen, verantwoordelijk zijn voor alle daden die door personen worden uitgevoerd in het kader van een dergelijk plan.. CPTI vindt dat een belastingbetaler het recht moet hebben niet medeplichtige te worden gemaakt aan het gebruik van dodelijk geweld en aan het doden van medemensen.
  6. Onlangs heeft de VN de eerste tien jaar van het nieuwe millennium uitgeroepen tot een Internationaal Decennium voor een Cultuur van Vrede en Geweldloosheid voor de Kinderen van de Wereld. CPTI wil benadrukken dat het recht niet mee te betalen aan oorlog en oorlogsvoorbereiding onlosmakelijk verbonden moet worden met de wens van een belastingbetaler om te betalen voor het bevorderen van vrede. Hoewel CPTI erkent dat het aan de democratische besluitvormingsstructuur van elke staat is om te bepalen hoe de geïnde belastingen worden uitgegeven, wil CPTI opmerken dat het budget van militaire uitgaven vele malen groter is dan de hoeveelheid geld die aan burgerlijke activiteiten van vredesopbouw worden besteed.
  7. Om die reden vindt CPTI dat het recht op gewetensbezwaren tegen belastingen die voor militaire doeleinden worden gebruikt, door elke staat erkend zou moeten worden. CPTI roept de Mensenrechtencommissie van de VN op om het recht op gewetensbezwaren tegen de militaire aanwending van belastinggeld te erkennen als een legitieme uitoefening en manifestatie van het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst.